Zoals de mannen van XTC musician's musicians zijn, zo zou je Frank Pollet een poet's poet kunnen noemen. Het grote publiek kent zijn werk te weinig, maar het wordt door vakgenoten zeer gesmaakt.
"Pollet slaagt erin de lezer te laten geloven dat alles in zijn bundel betekenis en zin heeft. Hij overtuigt zonder concessies te doen. Hij schreef ooit ‘Wij worden erts dat niemand delft’ Ik twijfel er niet meer aan dat zijn poëtisch sediment rijk genoeg is om nu al opgegraven te worden maar als zijn naam over honderd jaar nog eens opduikt, zal dat zijn op basis van studies en besprekingen en zeker niet op basis van aantallen verkochte boekjes," schreef Albert Hagenaars bij de verschijning van de bundel LaDiDa (in De Houten Gong). "De titel vormt dan wel de eerste zet op het spelbord dat Pollet de lezer toeschuift, maar met fatterigheid, aanstellerij heeft deze poëzie niets te maken, wel met het kiezen van een positie: trots, ongenaakbaar, ironisch en soms prikkelend arrogant."
Dezelfde Hagenaars merkte naar aanleiding van Drie Theremins op De Contrabas op: "Korte regels, eenvoudige beeldspraak, rustige zegging en hier en daar een allittererend effect. Wat een karige poëzie zou je op basis van de eerste lezing zeggen. En toch broeit het in deze strofen, toch gebeurt er een heleboel in de tekst, die nog meer aan mogelijke betekenissen wint, naarmate hij afgezet wordt tegen de volgende gedichten. Ze zijn stuk voor stuk semantische schaakborden met verschillende constellaties, waarvan de stukken verschuiven bij elke lezing."
En Chrétien Breukers noemde Pollet (naar aanleiding van aLDiDa, op Poëzierapport) 'een dichter die taalplezier, vakmanschap en het uitdragen van een boodschap weet te gieten in een bundel waar de vonken van afslaan.'

Er zijn in zijn werk, ook in Caravan!, bepaalde constanten te herkennen. Zoals zijn maatschappelijke engagement. "Pollets poëzie snijdt als een ontleedmes, maar is tevens lillend van oprechte verontwaardiging," was ooit in het literaire tijdschrift Deus ex Machina te lezen. Dat geldt ook hier. Jarenlang becommentarieerde Pollet in zijn rubriek (D)Waasland in een regionale gazet de allengs verontrustender politieke ontwikkelingen omtrent het polderdorp Doel, dat dreigde/dreigt te verdwijnen om plaats te maken voor uitbreiding van de haven van Antwerpen, de grote stad 'aan de verkeerde kant van het water'. Die situatie inspireerde hem tot een aantal gedichten over het dorp, hier opgenomen in het drieluik Camping in Doel. Ook in de afdeling Camping Deurganck staat een goed voorbeeld van zijn betrokkenheid bij wat er in De Wijde Wereld zoal gebeurt:

Eigening

Stilte is het sprookje uit de poldertijd, een koe
een hinderlijke melkwitte vlek
op de groenige zoom van het maanlandschap.

We houden niet van deze logica, wij houden
weinig horizon voor onze adem
over, voelen hier de aarde

scheuren:

een gele kraan haalt alle grond
onder onze voeten
weg en maakt door een hoek
van het denken een fout in de stroom.

Wij bestaan nu grotendeels uit water,
het komt ons meer en meer de ogen uit. Het duurt
tot wij uit elkaar valt
in ik en ik.

En jij.