Een andere constante is de sport. Frank Pollet voelt zich niet te groot zich af en toe te laten inspireren door wat voor veel dichters simpel vermaak voor het volk is. Zo schreef hij ooit over het marathonlopen, en wijdt hij in Caravan! in de reeks Camping Tour 2002 niet minder dan drie gedichten aan wielrenners. Aan Axel Merckx, aan Levy Leipheimer (volgens mijn Wielergids 2010 is het Levi - maar dit terzijde) en aan

Mario Aerts, Lotto

'Zesmaal gegokt, zesmaal
verloren. De gezegende omstandigheden
van de winnaar, die onthoudt men allemaal.
Jaja, ik ben toch tevreden.

Men zegt dat ik charmeer, want
ik trap rond zoals een lottobal; in
mijn dromen is het dat ik vierkant
maal, maar vele malen win.

Daar en dan eet ik mijn pasta op en sla
mijn tegenstanders murw. En tel goddank,
terwijl ik door de pijngrens ga,
als SuperMario, de nullen op mijn bank.

Nee, ik rijd me niet graag het snot
voor de ogen. Ik speculeer
op goed geluk. Dat is mijn lot.
Ik gok, ik val er liever niet bij neer...'

Het eigenaardige aan Frank Pollets werk is dat je je er vaak niet van bewust bent hoe consequent hij rijmschema's doorvoert. Ik herinner me een gesprek met Willem Persoon, die zelfs bestrééd dat Frank Pollets gedichten rijmen. Toen ik hem op het strenge a-b-c / a-b-c / a-b-c / d-schema van Drie Theremins wees, was hij oprecht verbaasd. Het is knap dat het rijmen de facto niet opvalt. Dat bedacht ik me bij het lezen van Mario Aerts, Lotto opnieuw. De regels lijken er zomaar, wat losjes welhaast, te staan. Maar ziet: a-b-a-b / a-b-a-b / a-b-a-b en a-b-a-b.
Nog een constante vormen diverse plaatsen. Pollet schreef regelmatig werk bij dorpen en steden die hem iets deden. In deze bundel zijn dat plekken in Vlaanderen als Kemzeke en zijn vroegere woonplaats Sinaai, en in Nederland het Brabantse Bergen op Zoom en het Friese Tjeukemeer.